MAANDAG:
De man met de fiets komt aan zonder fiets. Zijn haar is geknipt tot boven zijn schouders, het is net gewassen. Hij komt binnen en kust me op de mond, hij is hier dus niet om het uit te maken. Hij zegt dat hij weet wat hij wilt en dat ik dat ben en dat polyamorie dat is. We brengen de hele middag in bed door, en ik kom ‘s avonds het restaurant binnen gehuppeld waar ik met mijn lief afsprak. Die zegt: “Ik heb je al in geen maand zo gelukkig gezien.” en die moet huilen dat iemand anders mij zo blij maakt, en ik van hen vooral heel triest word. Ik zeg dat het niet zo zwart wit is, dat ik gewoon bovenop alles nog eens liefdesverdriet had en dat dat nu weg is, maar dat ik nog steeds middenin een herbeleving zit die de situatie met hen triggert. Die twee dingen bestaan naast elkaar. We eten dumplings en gaan samen naar een voorstelling. Ik vind het moeilijk om een balans te vinden tussen eerlijkheid en wreedheid.
DINSDAG:
De man met zijn fiets is ook iemand anders aan het zien, en had haar eerder gezegd dat het gedaan was tussen ons. Maar dat is intussen al niet meer zo, en hij moet haar dat nu vertellen. Hij belt me en vraagt om advies. Ik denk dat het belangrijk is dat hij de focus legt op hoe waardevol hij de connectie met haar vindt, dat het feit dat hij ook met mij is daar niets aan verandert. Ik zeg ook dat het me moeilijk lijkt om de pijnlijke situatie te navigeren van zij die over twee maanden toch sowieso weer weggaat van haar Erasmus avontuur in Gent. Ik moet afleggen, want mijn vader staat aan de deur. We gaan ramen eten. Hij weet dat er iets scheelt, dat hebben mijn twee siblings hem verteld. Volgens hem kan het niet, andere mensen zien als er een emotionele verbintenis is. Ik zeg dat ik daar niets mee ben, met zijn theorie, en dat ik geen monogamie kan. Heeft hij daar iets aan? Hij lacht. We moeten ons haasten, want ik moet voor het eerst in maanden terug naar mijn psycholoog in Lovendegem. Zij stelt me die avond voor een keuze: ga ik mijn destructief gedrag blijven herhalen, of ga ik eruit breken? 
“Het tweede”, zeg ik, “met weerstand.”, voeg ik toe. Ik voel nog steeds de drang om alles kapot te maken, want als ik het zelf verpest heb ik dat gedaan, heb ik er een hand in, heb ik ergens nog controle. De schaamte die al een maand in mij huist over hoe ik mij voel ebt langzaam weg, beschermingsmechanismen zijn er om je te beschermen, maar houden van is iets kwetsbaars. Ik probeer de poorten van mijn hart angstvallig toe te houden, maar als er niets in kan, kan er ook niets uit.
We maken een nieuwe afspraak, volgende week gaan we aan die traumabeleving werken. De poorten moeten open, want dit is voor niemand leefbaar. 
WOENSDAG:
Ik heb veel nagedacht na de psycholoog, en ik ben bang dat ik dingen al onherroepelijk kapot gemaakt heb. Ik google: relatietherapie polyamorie Gent. Ik vind een praktijk in Merelbeke, we kunnen morgen al gaan. Ik bel mijn lief. Ik zeg dat ik graag morgen wil gaan omdat het urgent voelt, omdat ik zo zo kwaad ben op hen, dat ik eigenlijk enkel maar wil roepen en ruziemaken. Die moet weer huilen. Ik moet vijf minuten later lesgeven, ik leg even af, zet 'Girl' van Lukas Dhont op voor mijn vijfdes en verdwijn naar het toilet. Daar bellen we nog 20 minuten. We zijn uiteindelijk blij dat we morgen naar Merelbeke zullen gaan. Die middag bellen we nog eens een uur en een half, ik zou aan mijn bachelorproef werken, maar mijn hoofd zit zo vol met andere dingen. 
‘s Avonds hebben we elk met iemand anders afgesproken. De man met zijn fiets en ik gaan frietjes halen, en praten over onze andere relaties. Hij heeft ook geweend die dag, heel veel zei hij. Zij dacht dat toen hij haar vertelde dat ze moesten praten hij het gedaan zou maken. Toen hij haar zei dat hij weer iets met mij had zei ze dat ze niet wist of dit beter of slechter was dan ze dacht. Ze wil het proberen, ze wil hem eigenlijk vooral blijven zien. Ik heb liefdesverdriet in haar plaats, en ook in de zijne. In de auto naar de frituur zegt hij: "Ik hoop dat polyamorie ook nog leuk kan zijn, want nu is het gewoon eigenlijk heel kut.” Ik haal mijn schouders op, ik heb er helemaal niets tegenin te brengen. We gaan op café, en ik vraag hem om niet meer over haar of over mijn lief te praten, ik heb een derde van die dag doorgebracht in zo’n verhalen. Hij vertelt over al zijn jobs door de jaren. Ik drink een bitter bier, en luister. We gaan naar huis, we hebben seks, ik slaap slecht. 
DONDERDAG
Ik sta op met hartkloppingen en misselijkheid, we hebben nog eens seks, ik vertrek naar de relatietherapie. Ik ga mijn lief halen, zijn date zou al een klein uur eerder vertrokken zijn. Die geeft me een kus op mijn wang wanneer die de auto binnenstapt, ik probeer nog steeds de paniek te onderdrukken. We rijden naar Merelbeke. De praktijk ziet er exact uit zoals je zou denken: een bruine leren zetel, een salontafeltje van houtblokken die met kleine stukken aan elkaar bevestigd zijn met een doos tissues op, een kast met kleurpotloden, allerlei soorten thee. Ik voel me in een film. En net zoals in een film gaan we elk aan een kant van de zetel zitten. Ik vraag me af of ik goed heb gekozen, het lijkt me een delicaat iets, met twee iemand vertrouwen als dat net hetgene is wat je tussen elkaar verloren bent. Ik voel me schuldig dat we deze spanning in haar praktijk binnenbrengen. De sessie is pijnlijk, mijn lief moet weer veel huilen. We benoemen dat de afstand tussen ons al vele maanden eerder begonnen is, en dat die nu mythische proporties aanneemt. Mijn lief probeert die al maanden angstvallig te dichten, en ik zoek de grenzen net heel hard op. We besluiten met waarom we komen: dat we hier aan willen werken. Ik zeg dat ik er mee om wil kunnen zoals ik om kan met de man met zijn fiets en de Erasmusstudente, dat ik niet morgen hoef wakker te worden als de meest polyamoreuze persoon ooit, maar dat ik er gewoon mee wil kunnen dealen. Dat ik niet enkel wil roepen, en van alles kwaad word, en ik mijzelf alle kanten op slinger. Volgende week komen we elk individueel, en de week daarop weer samen. Ik had gehoopt dat we al iets van tools zouden aangereikt krijgen, ik ben bang dat mijn tijd op aan het raken is. Dat het niet snel genoeg verandert, dat ik dit beter zou moeten doen, dat ik mijn lief minder pijn zou moeten doen en die mij. Maar dat gebeurt niet. Ik ga nog repeteren, ik ga ‘s avonds nog naar de verjaardag van een vriend. Ik ben helder, ik kan werken, ik kan praten. Maar als ik in de spiegel kijk, zie ik iemand helemaal anders. Mijn lichaam voelt niet als het mijne. 
VRIJDAG
Het is gedaan tussen de man met zijn fiets en de Erasmusstudente. Ze kan het niet, ze wil iets monogaams met hem. Hij zegt dat ze het daar dan best bij laten. Het doet hem pijn. We bellen een uur, ik voel me slecht in zijn plaats. Ik probeer wat hij voelt te rationaliseren, in een poging het op te lossen. Hij wijst me erop, en ik merk dat dit één van mijn enige houvasten is de laatste tijd: terugvallen op wat je weet dat waar is. Maar ik moet ruimte houden voor emoties, voor die van hem, voor die van mijn lief, voor mij. We zullen zondag weer afspreken. Hij zegt wat hij met mij wil doen, ik zeg wat hij met me mag doen, hij vraagt of hij nu kan langskomen, ik zeg: ‘Vanavond.’
Ik kom thuis, spring snel in de douche, en mijn gsm pingt dat hij er is. In mijn handdoek doe ik de poort open, deze keer heeft hij zijn fiets wel mee. Hij komt binnen, zegt dat het zo gemakkelijk is, kust me, gooit de handdoek langs de kant, neemt me bij mijn hand naar boven, de trap op, mijn twee katten sprinten langs ons heen mee omhoog. We hebben drie keer seks, en hij komt drie keer in me klaar. Mijn lief spreekt die avond met iemand anders af, en dus heb ik buikpijn. We liggen op bed, zijn hand op mijn buik waar het pijn doet. Ik moet straks naar een verkleedfeestje, ik ga als Flora van Winx Club. Hij gaat roken terwijl ik mijn make-up en kostuum aandoe, ik kom beneden, hij bekijkt me van kop tot teen en zegt: "Je kunt ook gewoon thuis blijven.” Hij kust me weer, grijpt mijn haar vast, ik val zachtjes op mijn knieën, doe zijn riem open en daarna zijn rits. Er blijft van mijn lipgloss weinig over. We verhuizen naar de zetel, ik maak af aan wat ik begon en vlei me daarna over zijn schoot. Hij kijkt naar me, zijn ademhaling zwaar, en zegt: “Jij bent een droom." En zo voel ik mij al weken: een droom, een fantasme, iemand die er niet echt is. Maar bij hem ben ik er wel, in mijn witte lange laarzen, mijn groen glinsterend jurkje en de paarse parels op mijn ogen.Ik voel zijn hand op mijn buik, tussen mijn benen, in mijn haar. Ik voel zijn lippen op de mijne, op mijn been wanneer hij me omdraait, dat doet hij altijd, op mijn hele gezicht. Ik voel zijn armen rond me, gespierd en doelgericht. Hij zegt hoe mooi ik ben, hoe goed ik eruit zie, hoe goed ik het kan, hoe goed ik het doe. Ik lig nog steeds op zijn schoot, mijn benen uit elkaar, en ik schreeuw de longen uit mijn lijf. Het is in die momenten dat ik weer besta. Het is in die momenten dat hij bestaat, en dat weten we van elkaar. 
Nog 48 uur, en deze week is gedaan. 

You may also like

Back to Top